In de afgelopen periode zijn bos en natuur veel in het nieuws geweest: de stikstof problematiek, meer mensen in de natuur door corona, klimaat verandering, wel of geen nieuwe soorten introduceren, co2 opslag, teloorgaan van soorten en verlies biodiversiteit. Als ook de discussie over bos als natuur of bos met functie houtproductie met daarnaast de bijbehorende overheidsmaatregelen zoals de Bossen strategie, de Stikstofwet en daaruit volgende subsidie stromen.

Het bosbeleid op Klein Boeschoten is al jaren gebaseerd op geïntegreerd bosbeheer volgens ‘Pro Silva natuur volgend bosbeheer’. Er wordt zoveel mogelijk uitgegaan van natuurlijke processen, maar tegelijkertijd kan er ook geoogst worden. In ons bos zijn officieel twee beheertypen te vinden: eiken- beukenbos met hulst en droogbos met productie (de SNL subsidie is gebaseerd op deze beheertypen). Zelf hebben wij nog een tussenvorm aangegeven: ‘gemengd-of ‘mulifunctioneel’ bos. Ons eikenbos hoort tot de weinige stukken bos in Nederland met autochtoon materiaal; hier is grote voorzichtigheid geboden. Zie op deze website de studie die Ecologisch adviesbureau Maes over onze oude eikenbossen heeft gedaan.

Droog- en gemengd bos. Hier gaat het vooral over het beheer type droog- en gemengd bos met productie. Het uitgangspunt hierbij is een bos dat z’n natuurwaarde met productie combineert. Het is een gemengd bos met verschillende soorten bomen en struiken. Het bos is verdeeld in vakken die ieder hun eigen beplanting en geschiedenis hebben. Dat is een van de waarden van Klein Boeschoten en Gat van Zus, het is niet één bos. Naast soorten die van belang zijn voor houtproductie, zoals larix en vooral douglas zijn er eiken, berken, beuken, tamme kastanjes. De Amerikaanse eik kan goed zaaghout opleveren maar is uit ecologisch oogpunt minder gewild, het bijbehorende leven is niet meegekomen. Als struiken zijn er lijsterbes, vuilboom, bosbessen, en natuurlijk de Amerikaanse Vogelkers “de Prunus”. Deze boom hebben we jaren lang met succes bestreden. Het blijft echter een terugkerende soort. Een soort die voor de bodem goed is en ook anderszins voor sommige insecten en vogels gunstig is. Een nieuwe benadering is nu om te proberen een evenwicht te vinden; afhankelijk van de plaats en kwaliteit van de Prunus. Geen Amererikaanse Vogelkers in het oude eikenbos. In het andere bos mooie rechte exemplaren laten staan. Jonge boompjes trekken. De overige prunus zoveel mogelijk ringen en vooral veel andere soorten bomen planten.

Oogst 2020-2021 Wat betreft het oogsten van bomen is er bij ons een onderscheid tussen de bomen primair bedoeld voor houtproductie (naaldbomen en een deel van de loofbomen) en bomen geveld voor brandhout (vooral beuk en minder goed gevormde Amerikaanse eik). Door nieuwe inzichten over het belang van CO2 vastlegging streven we ernaar om zo veel mogelijk bomen niet als brandhout te verstoken maar een andere bestemming te geven zoals voor timmerhout (kasten, tafels en tafelbladen en banken ed) als ook voor restauratie oude schepen en voor palen in het bos.

Brandhout Vrijwel elk jaar worden bomen aangeblest voor brandhout, voor eigen gebruik en voor vaste brandhout klanten. In het ideale geval zagen ze de boom ter plekke en rijden ze de blokken met een kruiwagen naar de weg. Dit om zoveel mogelijk samendrukking van de grond door zware voertuigen te voorkomen. Een andere mogelijkheid is om de boom naar de weg te slepen en aan de weg te verkopen.

Productie hout: in een 4-6 jarige cyclus wordt telkens een deel van het bos gedund. Daarbij wordt gekeken naar de kwaliteit van de bomen, in relatie tot elkaar, welke boom wil je een kans geven verder uit te groeien, of welke boom dreigt als gevolg van droogte het niet te redden zoals nu de Lariks en Douglas. Het kan ook zijn dat een boom zijn optimale maat heeft bereikt. Bij een Douglas is dat ca 60 cm, daarna groeit hij niet zo hard meer en ook vinden zagerijen die grote maten vaak lastig. Er zijn ook bomen, o.a. de douglas, die zo dik zijn dat het monumentale bomen worden die je juist niet meer wilt vellen.

Bij uitkapbeheer worden er telkens maar enkele bomen geveld. De open plekken zijn kleiner dan 1 x de boomhoogte. Bij groepenkap maken we grotere open plekken om natuurlijke verjonging meer kans te geven en met name andere soorten aan te planten. Die plekken zijn ca 1-2 x de diameter van de omringende bomen. Zowel binnen de vakwereld als bij het publiek, ook in de media, is er mijn inziens een nodeloze strijd gaande over de maat van de open plekkende tussen de voorstanders van uitkapbeheer en de voorstanders van vlakte gewijs dunnen(SBB). Bij open plekken van meer dan 2x de boomlengte heet het opeens vlakte gewijs dunnen of kaalkap en dat is bij velen uit den boze, het bosecosysteemn wordt te zeer verstoord.

Een van de problemen bij het oogsten van bomen is de vernieling die er noodzakelijkerwijs bij komt kijken: andere bomen worden ongewild ook geraakt, er komen grote machines die een te zware last voor de bodem zijn. Zowel in de bosbouw als in de akkerbouw is er de laatste tijd bijzondere aandacht voor het belang van de bodem. Binnen de vakwereld wordt gepleit voor zgn ‘uitrijpaden’, paden die op een afstand van ca 30 meter uit elkaar liggen en die bij elke oogst opnieuw gebruikt worden, Het kan nl. wel 30 jaar duren voor het effect van bodemverdichting weer hersteld is. Ik ben begonnen om -ook met behulp van de Bosgroep- in sommige vakken de uitrijdpaden aan te geven maar het is te moeilijk. Willen we dat?

Inmiddels is onze laatste dunning in z’n geheel verkocht aan onze buurman Diederick Huizinga, eigenaar van een bosgebied grenzend aan Klein Boeschoten, die het op een andere manier doet. De bomen worden individueel met een motorzaag geveld. Ter plekke op maat gemaakt en met een shovel uit gereden. Grote exemplaren blijven liggen tot na juli, met takken en al, die de sapstroom uit de stam trekken. Het hout is geveld in de winter bij afnemende maan. De vraag is of het vele op en neer rijden van de shovel minder erg is dan de grote machines. Hij kiest telkens de kortste route naar de weg. Hij is van plan de paden in te zaaien met planten die de bodemdichtheid goed kunnen doorwortelen, noemde ridderzuring, maar dat heb ik inmiddels afgewezen. In ieder geval is dit een ‘korte keten’, minder transport. Dit hout wordt gebruikt door Diederick Huizinga voor het bouwen van een natuurhuis als ook voor de ontwikkeling van een kleine woongemeenschap op het terrein van wat vroeger Edda Huzid was.

Verjonging 2020-2021 Een groot probleem bij de verjonging is de wilddruk: zwijnen woelen, reeën eten de knopjes en schuren hun gewei tegen jonge stammetjes, herten knakken bij voorkeur lijsterbessen en eten de schors van douglassen vooral als die net zijn opgesnoeid. Om die reden planten we nu veel verjonging in zogenaamde kloempen.

Kloempen zijn omgaasde cirkels aanvankelijk met een diameter van ca 8 mtr. doorsnede, met het idee dat het wild het niet interessant vindt om hier binnen te dringen. Geleidelijk hebben we de cirkels groter gemaakt, ze zijn nu ca 16 m doorsnede- dan past er een rolgaas van 50 m omheen. De oppervlakte wordt bij een twee maal zo grote diameter 4x zo groot, dus efficienter. Ook maken we op sommige plekken rasters alleen tegen de zwijnen, 1 meter hoog. Je ziet onmiddellijk het verschil tussen binnen- en buiten het raster. In zekere zin zijn de rasters binnen de grote omrastering een beetje dubbelop, het is gekomen ondermeer omdat de jonge Thuja’s veel te lijden hadden van de reeën.

vernieling door zwijnen

De nadruk ligt nu op de aanplant van rijk strooiselsoorten om zo de bodem te verbeteren. Ondermeer door de stikstofdepositie is de bodem verzuurd. Rijkstrooiselsoorten zijn linde,hazelaar, haagbeuk, boswilg, ratelpopulier, vuilboom, esdoorn en in mindere mate ook lijsterbes, berk, sleedoorn en meidoorn. Daarnaast planten we ook douglas aan, meestal zgn. plug plantsoen (is bevroren en kan ook in mei juni worden geplant). Verder zijn we bezig de massaal opkomende Thuja’s te verplanten, dit geldt ook voor mooie esdoorns die op het erf opkomen met een voorkeur voor de Noorse Esdoorn (gedraagt zich minder invasief)

na 5 jaar >

Beheervisie: elke 10-12 jaar wordt er opnieuw naar het beheer gekeken en wordt een beheervisie geschreven en /of bijgesteld. Sinds we FSC gecertificeerd zijn moet deze visie aan bepaalde eisen voldoen. Op het ogenblik is een nieuwe beheervisie in de maak. Die verschijnt eind dit jaar op de website.